Barre des Cevennes(Online Fietsvertellingen) by Theo Roos - Your Blogging
Woensdag
Een dagje lekker luieren bij de tent en bij de rivier. Vanochtend doen we eerst de dagelijkse boodschappen. Helaas slagen we niet volledig in le Vigan, dus rijden we door naar Ganges. Om een uur of elf zijn we terug bij de tent, lezen wat en maken ons daarna klaar voor een heerlijke zwempartij in onze eigen rivier (de rivier bij de camping dus). Een heerlijke dag nietsdoen. ’s Avonds gaan we nog even naar Le Vigan, waar we de avondmarkt bezoeken. De zes kraampjes (natuurlijk waren er wel wat meer) zijn snel bekeken en we zakken neer op een terras, genietend van de klanken van een orkestje. De onzindelijke hond van twee tafeltjes verder zorgt ervoor dat we direct opstappen als we ons drankje op hebben. Nog even een snel rondje over de markt en dan terug naar de tent.



Donderdag
Een dag vol Sandra-nostalgie. We gaan eerst naar Anduze, brengen een kort bezoekje aan de markt en krijgen de bestelde plaats op het terras aan de rand van de weg. We vermaken ons tijdens de koffie met het bekijken van allerlei rare vogels van vreemde pluimage. We moeten wel voorzichtig zijn met wat we zeggen, want het stikt hier van de Nederlanders. Als we klaar zijn, kijken we nog even bij de honingkraam en stappen dan in de auto op weg naar Mialet. We zoeken een plekje aan wat volgens Sandra de mooiste rivier van Frankrijk is.  We brengen een heerlijke middag door al is het niet het mooiste weer van de wereld. Gaandeweg de middag wordt het drukker en drukker. Alle strandjes  rondom ons raken bezet, maar niets kan ons plezier verstoren. Op weg naar de camping rijden we even door naar Le Vigan, waar we heerlijk eten met een fijne bediening. Bij de caravan lezen we nog wat en gaan redelijk op tijd naar bed, want mijn fiets staat al te wachten om weer gebruikt te worden.



Vrijdag
Om half acht gaat de wekker, maar we zijn allebei al wakker. Vandaag is de dag voor mijn langst geplande tocht hier. Ik ga naar Barre-des-Cevennes. Ik heb ergens gelezen dat de klim naar Barre een mooie is, vandaar dat dit dorp op de route staat. Voor de rest weet ik er ook niets van, al heb ik wel het idee dat het een grote plaats is. Na een stevig ontbijt (we hadden gister al ingekocht) stap ik op de fiets voor de eerste hindernis: de brug naar de weg. Ik word op de kiek gezet door Sandra. Onder luid geluich word ik uitgeluid en ga ik van start.
Eerst een stukje langs de brede D986, maar al snel ga ik van de weg af voor de Col de Triballe. De col is een aanrader van mijn buurman op de camping, niet al te hoog en niet al te steil. Na het beklimmen van deze col volgt een hele korte afdaling en ga ik gelijk verder omhoog naar de Col de l’Asclier. De klim vlakt wat af en met redelijk gemak rijd ik omhoog. De laatste kilometer wordt weer wat steiler en als ik bovenkom word ik begroet door twee Hollanders die de klim ook hebben gedaan. Ik ben inmiddels meer dan 900 meter hoog en nadat ik onder de poort het  aankondigingsbord van deze col heb gefotografeerd ga ik verder met een moeilijke afdaling. De weg is hier smal, het zicht niet heel ver en in het midden van de weg ligt veel grind. Ik daal dus met mijn handen aan de remmen en krijg op een gegeven moment kramp in mijn handen. Ik rijd door het plaatsje Les Plantiers, maar eer ik besef dat ik in een dorp ben, rijd ik er al weer uit. De volgende plaats is Soumane. Vlak voor deze plaats draai ik van de weg af en kom op de klim naar St Roman de Tusque. De klim is wat steiler dan de eerdere klimmen en regelmatig staat is 10% en meer te lezen op mijn fietscomputer. De klim is 7 kilometer en duurt een minuut of veertig. De hoop dat ik me in St Roman kan laven aan een blikje houdt mijn benen draaiende.  Uit de verte zie ik het dorp al liggen. Het lijkt niet te groot, maar ik blijf mezelf voorhouden dat er iets te halen valt. Mijn benen draaien dus door.
Na het dorp blijft de weg even doorstijgen en even mag ik gebruik maken van de wat grotere D9. Als snel is dat voorrecht verleden tijd, want ik duik rechtsaf het dal in naar Ste Croix de Vallée Francaise. Weer zo’n steile afdaling die alles vergt van mijn stuurmanskunst. Weer zo’n klein nietszeggend dorp, waar helemaal niets, maar dan ook helemaal niets de beleven is.  En dus ook geen vulling voor mijn bidons. Dat begint zo langzamerhand toch wel tijd te worden, want 1 bidon is al leeg en van de andere komt de bodem in zicht. En voor de verandering gaat de weg weer omhoog. Als je voor je kijkt lijkt het alsof de weg nauwelijks stijgt, maar het voelt heel anders, en gelukkig wordt mijn gevoel ondersteund door mijn fietscomputer.
Gelukkig is deze klim niet zo lang en al snel daal ik weer. Op weg naar het dorp St Martin de Lansuscle. Weer hoop ik op een open etablissement en weer wordt ik teleurgesteld. Er zitten nog maar een paar drupjes in mijn bidon. Voorbij St Martin sta ik letterlijk en figuurlijk op een tweesprong. De borden geven geen uitsluitsel, dus kies ik op basis van de kaart. Het blijkt de goede weg te zijn, maar O O O wat een klim. Aan het begin van de klim stop ik even. Ik vul mijzelf met druivensuiker en de laatste drupjes uit mijn bidon. En dan ga ik maar weer. Klimmen is nu echt niet leuk. Als ik een twee zie op mijn fietscomputer denk ik eerst dat het twaalf moet zijn, maar ik schrik van de 21% die het daadwerkelijk is. Mijn laagste verzet wordt vandaag goed gebruikt en het kraakt bijna uit zijn voegen. In mezelf vloekend probeer ik verder naar boven te komen en wonder boven wonder blijf ik fietsen. Ik kan de grintkorrels bijna tellen, zo langzaam ga ik af en toe, maar ik fiets. Na een kilometertje lijkt het ergste achter de rug. Als ik voor me kijk lijkt de klim mee te vallen, maar als ik de bocht om ben valt het toch iedere keer weer tegen.


De percentages zakken onder een min of meer acceptabele 15. Ik twijfel of ik goed zit, maar ik hoor af en toe auto’s en dat doet mij hopen dat ik wel goed zit, want ik moet immers de D983 kruisen. En dan, bijna zonder aankondiging zie ik de D983. Het mooie van de kruising van deze weg is dat er een picknickplaats is. Ik zak neer op de bank en eet een wafel en een paar druivensuikertjes. Dan ga ik weer verder want ik heb dorst. Volgens de borden nog 7 km naar Barre en dat is een wereldstad, toch? De D-weg stijgt en daalt wat. Ik heb nauwelijks door dat we hier op hoogte zitten, maar inmiddels ben ik de 1000 meter gepasseerd. Ik rijd een tijdje op deze hoogte en ga vervolgens een afdaling in. Eén van de weinige relaxte afdalingen op deze mooie brede weg. 
Ik rijd een tijdje op deze hoogte en ga vervolgens een afdaling in. Eén van de weinige relaxte afdalingen op deze mooie brede weg. De ontgoocheling is groot als ik in barre kom. Weer een dorp waar ik zo doorheen ben. Aan het einde van het dorp rijd ik terug en met veel moeite vind ik een bakker, die ook water verkoopt. Op de stoeltjes buiten drink ik wat en giet de rest in mijn bidons. Ik kan er weer tegen. Gelukkig ben ik terug gereden want vragen leert mij dat ik terug moet om richting le Pompidou te gaan. Eerst een vrij brede afdaling gevolgd door een afdaling op zo’n minuscuul klein rotweggetje waar je de voordelen van het afdalen nauwelijks kan uitbuiten. Halverwege Le Pompidou gaan we weer omhoog. Ik heb nu water, dus kan wel even verder, maar hoop toch dat Le Pompidou  het zo gewenste terras heeft. Voor het dorp verandert de klim in een afdaling en ik glijd Le Pompidou binnen met een prettige snelheid. Met dezelfde snelheid ga ik het dorp weer uit waarmee de hoop op een terras vervaagde. Ik daal verder op weg naar St Andre de Valborgne. Eindelijk wordt daar mijn vertrouwen beloond. Een echt terras. Niet  één, niet twee, maar de keuze uit drie terrassen. Ik kies voor het drukste terras en giet eindelijk een langgewenste cola naar binnen. Ook eet ik een ijsje voor ik weer op stap. Voor ik op de fiets zit wordt ik zeer geïnteresseerd bevraagd door een groep Fransen. Uit hun reactie kan ik niet opmaken of ze bewondering voor me hebben of me maar gewoon een idioot vinden. Ik maak me klaar voor de laatste klim van de dag. Op naar de Col de l’Espinas. Op zich niet al te steil, maar na al de hoogtemeters die ik al heb overbrugd toch een pittige klus, Als ik achter me kijk lijkt het alsof ik nauwelijks opschiet en alsof ik eigenlijk bijna niet stijg.
Ik fiets op straat, mijn gedachten gaan nergens heen. Deze variatie op een bekende André Hazes-kraker gaat door mijn hoofd. Ik besef namelijk dat ik eigenlijk nergens aan denk, in ieder geval niets dat ik me later echt kan herinneren. Wel houd ik angstvallig mijn fietscomputer in de gaten en dood ik soms mijn tijd met het uitrekenen van de gewenste snelheid wanneer ik een bepaald gemiddelde wil halen. Al snel geef ik de berekeningen op. Niet omdat ik ze niet kan maken, maar omdat ik al snel inzie dat ht gemiddelde vandaag nooit aan mijn wensen zal voldoen. Ik heb mijn fietscomputer op de klimpagina staan. De hoogte verandert namelijk sneller dan de gereden kilometers. Maar ook de hoogte gaat slechts tergend langzaam richting 848 meter, de hoogte van deze laatste col. Ik stop nog één keer om mijn laatste proviand soldaat te maken. Ook is inmiddels een bidon leeg en de andere al een end op weg. Met mijn laatste krachten bereik ik eindelijk de laatste echte top voor vandaag. Ik ben er dan ook goed klaar mee na het overbruggen van meer dan 2500 hoogtemeters.
 
Ik moet nog even de Col du Pas doen, maar die zit min of meer in de afdaling. Daardoor rijd ik een kilometer of vier op vrijwel dezelfde hoogte, maar daarna begint mijn laatste steile afdaling. Met de handen aan de remmen ga ik het dal in. Halverwege de afdaling draait een auto de weg op. Ik vind het heerlijk om een richtpunt te hebben. Dat daalt toch een stuk relaxter.  Het enige nadeel van  een voorrijdwagen is dat ik af en toe moet inhouden. De wagen wijst mij de weg tot in Valleraugue, daarna moet ik het allen doen. Vanaf hier is het naar de camping toe een geleidelijke afdalking, gemiddels zo’n anderhalf procent. Net genoeg om de grote molen er op te zetten. De laatste 15 km naar de camping leg ik in een minuut of 40 af. Onderweg krijg ik een min of meer bezorgd SMS-je van Sandra waar ik blijf. In volle vaart slaag ik er in 4 km. Te SMS-en. Even later komt de brug van de camping in zicht. Ik kijk op mijn fietscomputer en constateer een dramatisch dieptepunt: een gemiddelde snelheid van ruim onder de 17 km/uur.
Sandra staat al op me te wachten en verzorgd me of ik een prof ben die een belangrijke Tour-etappe achter de rug heeft. Na twee cola’s en wat zoets ga ik eerst onder de douche. Dan voeg ik me bij Sandra die me met een tevreden blik gadeslaat. Ik kan geen pap meer zeggen.

1 reactie
5 Augustus 2010
Van: DJ
Mooie maar zware tocht zeg! Chapeau, alle respect! Ik heb daar ook wel gefietst, maar qua route min of meer loodrecht op jou route, van St. Jean du Gard naar Saumane en dan door naar Florac. Ook heel mooi, maar niet zo zwaar als jou tocht! DJ
Klik hier om een reactie te plaatsen

Routegegevens

La Corconne St André-de-Majencules Col de la Triballe Col de l’Asclier Lees Plantiers Saumane St Roman-de-Tusque Ste-Croix-Vallée-Française St Martin-de-Lansuscle Barre-des-Cevennes Masbonnet Le Pompidou Pont-Mares. St André-de-Valborgne Tourgueille Col de l’Espinas Col du Pas Les Salles Valleraugue Le Gasquet Le Mazel Peyregrosse St André-de-Majencules La Corconne